Therapie voor Selectief Mutisme

Omgaan met de reacties van andere leerlingen

 
Aan de ene kant verbazen klasgenootjes zich vaak over een kind dat niet spreekt. Aan de andere kant kunnen ze het ook heel makkelijk accepteren en probleemloos samen spelen. Meestal zeggen leerlingen er wel wat over of vragen de leerkracht ernaar:

“Dat kan Sanne niet juf, want die kan niet praten.”
“Waarom zegt Sanne niks?”
“Ze kan wel praten hoor. Ik heb het zelf gehoord toen ik bij haar ging spelen.”

Wat vertelt u de kinderen in de groep ?

Bovenstaande reacties geven soms ongemakkelijke situaties. Voor de leerling met selectief mutisme wordt het moeilijker om op een dag het zwijgen te verbreken als klasgenootjes verrast zullen reageren. Veel kinderen zijn daar bang voor.

Een inval leerkracht uit de klas van Karl wist niet zo gauw hoe ze moest reageren op verbaasde vragen van een ander kind. Ze zei met een knipoog naar Karl:

“Natuurlijk kan Karl wel praten. Er moet misschien een nieuw batterijtje in, dan doet hij het wel weer.”

Het was goed bedoeld om de spanning wat te breken, maar Karl begreep het grapje niet. Thuis vroeg hij zijn moeder om een nieuw batterijtje.

Het helpt om duidelijk en open te zijn en om het probleem niet te groot te maken. De leerkracht van Sanne legde het zo uit:

“Dat klopt wat jij gehoord hebt. Thuis kan Sanne heel goed praten. Hier ook hoor. Alleen durft ze het hier nog niet. Dat kan gebeuren. Ik ken wel meer kinderen die iets niet durven. Met je hoofd onder water of bij de weeksluiting op het podium dansen. Dat is helemaal niet erg. Wat je niet durft kan je oefenen. Dan durf je het later ook. Sanne is ook aan het oefenen. Later durft ze het wel, maar nu nog niet, dus wacht maar rustig af.”

Afhankelijkheid voorkomen

De klasgenootjes van Sanne speelden graag met haar, maar bemoederden haar ook. Vaak kwam er een ander kind naar de leerkracht toe om iets voor Sanne te vragen.

“Juf, Sannes pen doet het niet”
“Sanne wil op de computer.”

Dit antwoordde de leerkracht van Sanne:

“Dank je wel. Het is aardig van je dat je Sanne wil helpen, maar niet nodig. Sanne kan zelf even naar mij toe komen met die pen.”

“Het is aardig van je dat je aan Sanne denkt en dat je denkt dat ze op de computer wil. Maar Sanne moet mij zelf laten weten als ze iets wil”.
“Ja maar juf, Sanne kan toch niet praten”
“Jawel hoor, Sanne kan heel goed praten, maar ze durft het nog niet. Daar heb je gelijk in. Maar we vinden samen wel een manier waarop Sanne mij kan laten weten als ze op de computer wil.”

De leerkracht riep Sanne bij zich.
“Zie je dat Sanne, de andere kinderen gaan raden wat jij wil. Misschien hebben ze het wel goed, maar misschien ook helemaal niet, want iemands gedachten raden is heel moeilijk. Dus we moeten iets bedenken zodat jij me dat zelf kan vragen. Het is fijn als je het later zelf kan zeggen, maar nu is dat nog te moeilijk. Dus laten we het zo afspreken: als jij iets wil, kom je zelf naar me toe en dan wijs je het aan.”

De leerkracht stimuleerde Sanne hiermee niet alleen tot non-verbaal gedrag. Ze zorgde ook dat er motivatie bleef om te gaan spreken. Als een leerling op zijn wenken bediend wordt door klasgenootjes zal de motivatie om de spreekangst te overwinnen minder groot zijn. Als er dingen zijn die het kind graag wil, maar nu nog niet kan vragen, is er een uitdaging om te gaan durven spreken.

Sanne werd gestimuleerd om zelf initiatief te nemen, op te staan, naar de leerkracht toe te lopen en nonverbale communicatie te gebruiken om te vragen op de computer te mogen. Ze vond dit allemaal een beetje eng. Het werken op de computer was echter een goede motivator voor haar om het toch te doen.