De therapeut zal eerst een keer met uw leerling oefenen in de oefenruimte op school. Sommige kinderen oefenden in Fase 2 ook al met de therapeut op school. Dan wordt deze stap overgeslagen.
Sommige kinderen durven al te spreken of fluisteren tegen hun leerkracht. Dan worden de stappen 13-15 overgeslagen. Als kinderen dat nog niet durven, oefenen we dat in kleine stapjes:
In de vorige fase heeft de therapeut dezelfde stapjes doorlopen met uw leerling. Daardoor heeft de therapeut ervaren wat het beste werkte. Deze werkwijze herhalen we. Waarschijnlijk heeft de therapeut in de vorige fase ook op de gang gezeten. Uw leerling speelde toen een spelletje met zijn vader of moeder. Nu zal de therapeut een spelletje spelen met uw leerling en u vragen om op de gang plaats te nemen. Uw leerling zet een stoel voor u klaar op enige afstand van de deur. De deur is op een klein kiertje geopend.
U kunt op de gang niet verstaan wat er in de oefenruimte gezegd wordt. Voor uw leerling is dit echter een grote stap. Het idee dat de deur niet meer potdicht zit en dat er een opening ontstaat naar spreken met u, is een stap in de goede richting. Als de stap toch nog te groot is, zal de therapeut u vragen uw stoel iets verder weg van de deur te zetten.
Voor u kan het ongemakkelijk voelen. Je voelt je soms als een kind dat voor straf op de gang zit, vooral als er collega’s of kinderen langs komen. Gelukkig kunnen de meeste kinderen deze stap al gauw nemen, zodat de deur snel wijd open staat en u in de oefenruimte komt zitten.
Na de oefening komt uw leerling u halen. De beloning en complimenten worden altijd samen gegeven. Voor uw leerling is het een overwinning en fijn om uw complimenten te horen. Bewonder het aantal munten of stickers. Stel liever geen vragen, maar maak opmerkingen waarop geen antwoord nodig is.
Nu zal de therapeut u vragen dichterbij te komen. Meestal helpt de leerling uw stoel zo neer te zetten dat hij de oefening durft, bijvoorbeeld in de deuropening of in de hoek van de ruimte.
De meeste kinderen hadden er in de vorige fase veel plezier in om de therapeut “in de hoek” te zetten, liefst met het gezicht naar de muur. Behalve grappig, is het ook veilig. De therapeut kon ze wel horen, maar niet zien. Uw leerling zal dat waarschijnlijk met u willen herhalen. Speel het spelletje mee en laat u in de hoek zetten.
De therapeut speelt een spelletje met uw leerling. U hoeft niets te doen en het zelfs niet te kunnen verstaan. Sommige kinderen gaan namelijk weer heel zacht praten of fluisteren. Dat is niet erg. Na afloop van het spel kunt u uw waardering laten blijken. “Wat een leuk spel.”, “Ik ben zo benieuwd hoeveel muntjes je hebt. Mag ik al kijken?”, “Wat durf jij dit spel goed te spelen. Dapper hoor.”
Kon u het al verstaan? Laat uw waardering dan gerust blijken. Zeg niet teveel over de verstaanbaarheid of het spreken, maar vooral over het spel: “Volgens mij wist jij alle woorden.”, “Ik geloof dat jij heel veel muntjes hebt verdiend. Mag ik eens komen tellen?”, “Ik hoorde allemaal dierengeluiden. Wat een leuk spel is dat.”
U deelt vanaf nu de beloningsstickers uit. Zo gaat de regie geleidelijk over van de therapeut naar u.
Meestal is de overgang van zacht fluisteren, naar verstaanbaar fluisteren terwijl u in een hoekje van de ruimte zit een kleine stap. De meeste kinderen maken deze stap spelenderwijs en haast ongemerkt. Sommige kinderen hebben wat extra oefening nodig.
Dan zal u gevraagd worden om de muntjes uit te delen voor de woordjes die u verstaan heeft. Een beetje humor daarbij helpt. Verstaat u het niet? Raadt er dan naar en maak er een grapje van. Dat stimuleert uw leerling om wat harder te fluisteren.
Ozan speelde een dierenlotto met de leerkracht. De leerkracht zat in de hoek van de ruimte met haar rug naar Ozan toe en had een lottokaart op schoot. Ozan zat met de therapeut aan tafel en had ook een kaart voor zich.
Ozan trok een kaartje en fluisterde wat er op stond. Het eerste kaartje had hij zelf en legde hij op zijn kaart. Het tweede kaartje fluisterde hij zo zachtjes dat de leerkracht het niet kon verstaan.
“Een dinosaurus zeg je? Nee die heb ik niet op mijn kaart.” raadde de leerkracht.
Ozan glimlachte naar de therapeut.
“Heb jij een dinosaurus op je kaartje staan? Nee toch? Zeg het nog eens want je juf kon het niet goed horen.”
Ozan fluisterde nogmaals heel zacht.
“Oh een circus olifant! Die heb ik ook niet.” raadde de leerkracht opnieuw.
Ozan giechelde en fluisterde het wat harder.
“Oh wacht, nu weet ik het. Een kameel. Die heb ik wel.”