Therapie voor Selectief Mutisme

Stap 17 Leerkracht ja/nee

Doel

 

Werkwijze en activiteiten

Een stille gewoonte

Vaak zijn kinderen zo gewend geraakt om alleen maar te knikken of nee te schudden, dat het een gewoonte is geworden. Een andere gewoonte van veel kinderen is om een lange stilte te laten vallen als ze een antwoord niet (zeker) weten. Dat levert ongemakkelijke situaties op. De gesprekspartner vraagt zich af of het kind nog nadenkt of geen antwoord weet.

“Ik weet het niet”

In de therapie heeft uw leerling al geoefend om gesloten vragen met “ja” of “nee” te beantwoorden, of om tijdig “Ik weet het niet” te zeggen. We willen een kind de tijd geven om een antwoord te bedenken, maar we willen ook kunnen helpen als het vast zit. Daarom vragen we in plaats van vermijdend, passief gedrag (net zo lang zwijgen totdat een ander initiatief neemt), het kind nu actief te worden (antwoord geven of aangeven dat je niet verder kan).

Dat laatste blijken kinderen met selectief mutisme heel moeilijk te vinden. Is dat perfectionisme? Angst om te falen? Of zijn ze bang nog langer de aandacht op zich gericht te houden? Want als een kind zegt iets niet te weten, is de eerste reactie van volwassenen om het kind te helpen. Meestal doen we dat door nog meer vragen te stellen of dingen te zeggen als: “Nou denk maar eens aan …”. Hoe goed bedoeld ook, dit kan het gevoel van falen vergroten of leiden tot dichtklappen.

Daarom legden we uw leerling uit dat “Ik weet het niet”, ook een goed antwoord is. We vragen niet door, maar accepteren het antwoord en gaan verder met een volgende vraag. We complimenteren het kind ermee dat hij antwoord gaf. Je kan tenslotte niet alles weten en dat hoeft ook niet.

Oefen spelletje

Kies een spelletje (zie speltips) waarop “ja/nee/ik weet het niet” antwoorden mogelijk zijn. Beloon iedere vraag met een muntje op de beloningskaart en complimenteer uw leerling vooral met het antwoord “Ik weet het niet”. Vraag dan niet door. Zeg bijvoorbeeld: “Ja goed zo, dat is ook een goed antwoord. Je hoeft niet alles te weten.” en ga verder met een volgende vraag.

U kunt ook de quiz uit de 16e verdieping van het Luiderslot spelen. De vragen zijn te beantwoorden met “Ja”, “Nee”, of “Ik weet het niet”. Uw leerling bedient te toetsen en loopt met het poppetje. U heeft de muis en klikt het antwoordt aan.

Oefen liefst minimaal twee keer met deze stap in een week en oefen niet langer dan 5-10 minuten.

Uw leerling gaat door naar de volgende verdieping van het Luiderslot als:

Het doel is behaald als het tijdens één oefensituatie goed gegaan is. Waarschijnlijk vergist uw leerling zich nog wel eens. Help uw leerling dan herinneren dat hij dit al heeft gedurfd en al een verdieping verder is in het Luiderslot. In volgende stappen kunt u af en toe spelletjes met gesloten vragen spelen om het eenmaal gedurfde gedrag vast te houden. Blijf echter niet onnodig lang door oefenen met een stap als het doelgedrag al is getoond. Overleg zo nodig met de therapeut.

Met welke stap gaat u verder?

 

Tips

Verwacht dit nog niet in de klas

Bespreek wat u wel en niet buiten deze oefenruimte verwacht. Laat weten dat uw leerling dit in de klas nog niet hoeft te doen, maar in de oefenruimte verwacht u voortaan een verbaal antwoord.

Wordt “Ik weet het niet” de volgende gewoonte?

Zullen kinderen nu niet steeds “Ik weet het niet” zeggen om situaties te vermijden? Misschien wel, maar de gewoonte van zwijgen is lastiger dan een eventuele nieuwe gewoonte waarin een leerling sneller antwoord geeft, ook als dat antwoord “Ik weet het niet” is. Als het kind het vertrouwen heeft gekregen, dat niet-weten geen falen is, kan je aanmoedigen om nog even na te denken: “Goed dat je zegt dat je het niet weet. Dat kan. Weet je, denk eens even rustig of je iets kan bedenken. Ik vraag het zo nog een keer en dan ben ik benieuwd of je iets weet.” Je kan ook stimuleren om hulp te vragen (als er al een kind in de klas is met wie uw leerling durft te spreken) en het daarna alsnog aan je te vertellen.

Help een nieuwe gewoonte te ontwikkelen

Gewoontes veranderen gaat niet in één keer. Maak na het voltooien van deze stap de afspraak met het kind: je verwacht in de oefenruimte altijd een antwoord op vragen die je met “Ja”, “Nee”, of “Ik weet het niet” kan beantwoorden. Leg een stapeltje munten klaar en geef iedere keer een munt wanneer het kind spontaan en soms onbewust deze afspraak nakomt.

Het verrassingseffect en de directe beloning is een goede stimulans om een nieuwe gewoonte te vormen. Hoewel dit in de klas nog niet van verwacht wordt, gaan sommige kinderen dat spontaan doen. Daar kunt u ook de muntjes of een ander puntensysteem gebruiken. Laat (liefst subtiel, zodat het geen aandacht van andere kinderen trekt) weten hoe dapper u het vindt en stop een muntje in een spaarpotje of zet een krul op een krullenkaart. Tel aan het eind van een dagdeel even samen met uw leerling hoe vaak deze u verrast heeft.

Geef het goede voorbeeld

Volwassenen zeggen wel eens bij wijze van grapje over zichzelf dat ze dom zijn als ze iets niet weten of verkeerd doen. Onbedoeld geven we hiermee de boodschap dat je dus dom bent als je iets niet weet of kan. Geef regelmatig het goede voorbeeld. Zeg niet: “oh, wat dom van mij”, maar liever dingen als: “oh ja, dat was ik helemaal vergeten”, “Tja, ik weet ook niet alles.” en haal er je schouders over op. Gebruik dappere gedachten tijdens oefenspelletjes en geef daarmee een voorbeeld aan uw leerling (“Ik ga het gewoon proberen”, “Ik zie wel of het lukt”, “Van proberen kan je leren”)

Hardop spreken

Voor leerlingen die nog moeite hebben met hardop spreken in de oefenruimte, zijn deze eenvoudige, korte antwoorden heel geschikt om dit te oefenen. Vraag uw leerling hardop antwoord te geven. Beloon zo nodig met één muntje voor ieder gefluisterd antwoord en met een extra muntje voor elk antwoord dat hardop werd uitgesproken.