Therapie voor Selectief Mutisme

Samen spelen

 
Sommige kinderen praten gewoon met andere kinderen. Zij vinden het alleen moeilijk met volwassenen te praten. Anderen spelen en praten niet makkelijk met leeftijdgenootjes. Nu we op school gaan oefenen, is het fijn om positieve ervaringen op te doen met samen spelen. U kunt hierbij helpen.

Sociale regels

Er zijn heel veel sociale “regels” die gelden bij het omgaan met elkaar. Dat zijn lastige regels, want die staan nergens opgeschreven. Hoe vraag je of je mee mag doen? Wat zeg je als je geen zin meer hebt? Hoe zorg je dat de ander het ook leuk vindt?

Kinderen die niet makkelijk durven spelen met andere kinderen, doen minder ervaring op. Daardoor leren ze deze sociale regels minder goed en voelen zich onzeker. U kunt uw kind helpen door deze regels uit te leggen en voor te doen.

U kunt erop wijzen in voorleesverhalen en uw kind bijvoorbeeld vragen: “Hij wil meedoen. Wat kan je dan vragen?”, “Wat zou jij doen?”. U kunt uw kind helpen om iemand uit te nodigen om te komen spelen. Vraag het samen en doe voor hoe je het kan vragen. Kinderen leren ook veel van elkaar. Zo kan een broertje of zusje, of een ander kind een voorbeeld zijn.

Sommige kinderen vinden het fijn om een soort “vaste zinnen” te hebben voor sociale situaties. “Bedankt voor het spelen” is zo’n vast zinnetje. Als je het eenmaal kent, hoef je er niet meer over na te denken en kan je het steeds weer gebruiken als je ergens gespeeld hebt. Kinderen die snel blokkeren kunnen steun hebben aan dit soort zinnen. Verzin er samen eens een paar voor als je met iemand wil spelen, als je iets niet wil, als je geen zin meer hebt, als je iemand tegen komt, enzovoorts.

Sommige kinderen kunnen nogal bazig zijn. Dat kan komen door een gebrek aan ervaring: ze weten niet goed hoe ze rekening moeten houden met de mening van anderen. Het kan ook komen omdat ze daarmee zorgen voor voorspelbaarheid en zo minder onzeker zijn: als je zelf de regels maakt, weet je precies waar je aan toe bent. Is uw kind ook bazig? Wat zou de reden bij uw kind kunnen zijn? U kunt uw kind helpen door voor te doen hoe je samen kan overleggen. U kunt erop wijzen in voorleesverhalen en er samen over praten. Het kan ook helpen om zelf wat voorspelbaarheid aan te brengen en uw kind te helpen bij het samenspelen.

Helpen spelen

Vooral als uw kind nog niet durft te praten tegen andere kinderen, is het moeilijk samen spelen. Toch kan het helpen om thuis alvast met klasgenootjes te spelen. Als uw kind wel durft te praten, is dat een goede voorbereiding voor het praten op school. U kunt helpen door:

Vraag uw kind niet om te praten. Stel geen dingen in het vooruitzicht: “Als je praat … dan …” Het is te moeilijk voor uw kind om én samen te spelen én nieuw gedrag te oefenen. Dat laatste gebeurt op school op een gestructureerde manier. Thuis is het fijn als uw kind plezier kan maken bij het samen spelen. Dat kan al pratend maar kan ook non-verbaal.

U kunt uw kind helpen bij sociale contacten en vriendschappen door bijvoorbeeld samen een kaartje te sturen naar een jarige klasgenoot of een tekening te maken voor een ziek vriendinnetje.

Reacties van anderen

Als uw kind in de klas nog niet praat en thuis wel met een klasgenootje, dan krijg je soms verbaasde reacties. Dat kan hele ongemakkelijke situaties geven:

Pim komt bij Karl spelen. Ze zitten nog niet in de auto, of Karl begint te praten. Dat heeft Pim nog nooit gehoord en vol verbazing roept hij uit: “Kan jij praten?” Karl zwijgt ongemakkelijk.

De moeder van Karl wist niet direct hoe ze moest reageren maar zei uiteindelijk luchtig:

“Ja hoor, Karl kan heel goed praten. Alleen in de klas vindt hij dat moeilijk. Maar hij gaat dat goed oefenen en dan durft hij het later ook. Jongens, het is zo lekker weer. Vinden jullie het leuk om met de waterbaan te spelen?”

Tot opluchting van moeder begon Karl gewoon weer te praten en keek Pim er verder niet meer van op. Het hielp Karl later dat veel jongens uit zijn klas zijn stem thuis al eens gehoord hadden. Moeder nodigde daarom verschillende kinderen uit.

Reacties van andere volwassenen zijn soms lastiger. Li Mei werd door familieleden vaak goedbedoeld toegesproken:

“Jij bent verlegen!”, “Ben je je tong verloren?”

Het was niet kwaad bedoeld maar haar ouders ergerden zich er enorm aan. Ze reageerden voortaan door te zeggen:

“Nee hoor, Li Mei moet even wennen. Straks is ze niet verlegen meer.”

Hoewel dat niet helemaal waar was, wilden ze haar de verlegenheid niet langer laten aanpraten.