Net als in de vorige fase kunt u uw kind helpen door zelfstandig gedrag te stimuleren. Tegelijkertijd kunt u uw kind steunen bij de dingen die hij nog niet durft. Wat echt te moeilijk is, hoeft nog niet. Tijdens de week kunt u uw kind af en toe herinneren aan de dingen die het aan het leren is. Lees nog eens terug hoe u dat in de vorige fase deed.
In deze fase wordt meer van uw kind gevraagd. We stimuleren een kind steeds een stapje verder te gaan. Dat is spannend.
Zorg dat uw kind goed is voorbereid. Maak thuis samen de torentaak en neem de Dapperklapper mee. Heeft uw kind in de afgelopen week iets leuks beleefd of iets knaps gedaan? Schrijf een berichtje in het portaal. De therapeut kan er dan iets over zeggen.
Spreek liever niet volledig voor uw kind, maar zoek samen naar een manier om de therapeut iets te “vertellen”. U kunt helpen door in te vullen wat uw kind nog niet durft, maar pas op dat u niet teveel doet. Geef uw kind ook een rol. Uw kind kan bijvoorbeeld een tekening maken, een voorwerp meenemen dat hij graag wil laten zien of gesloten vragen beantwoorden door ja/nee te knikken.
U gaat waarschijnlijk samen met uw kind oefenen in de therapieruimte. De therapeut komt er langzaam bij. Moedig aan en heb vertrouwen in uw kind. Stimuleer zelfstandig gedrag. Neem uw kind bijvoorbeeld niet op schoot. Laat hem zelf de Dapperklapper dragen of zelf iets aan de therapeut geven.
Maakt u zich geen zorgen als een nieuwe stap niet lukt. Nieuwe dingen leer je met vallen en opstaan. Als het nodig is zal de therapeut tussenstapjes maken, totdat uw kind de nieuwe stap aandurft. Ga niet smeken of aandringen en maak er geen strijd van. Wees wel duidelijk over uw verwachtingen. Laat u niet verleiden de oefeningen te vermijden. Laat weten dat u er samen aan gaat werken en dat u er vertrouwen in hebt dat deze stap uiteindelijk zal lukken.
Ontspan en kijk naar de dingen die goed gaan. Geniet samen met uw kind van nieuwe stapjes. Laat zien dat u trots bent en geef complimentjes voor alles wat uw kind al durft.
Bekijk tijdens de week de Dapperklapper nog eens of lees een verhaaltje voor. Tel samen de verdiende stickers en vertel hoe dapper u uw kind vindt. Maak het gezellig, houd het kort en geef uw kind lekker even de aandacht. Maak samen de torentaak en speel het spelletje uit het Luiderslot.
Moedig uw kind aan de Dapperklapper, de torentaak of het Luiderslot aan andere vertrouwde personen te laten zien, bijvoorbeeld de andere ouder, familieleden, een oppas of de leerkracht. Vraag uw kind om te laten zien hoe een Luiderslot spel gespeeld moet worden.
Praat zoveel mogelijk over “dapper zijn” en “durven”, in plaats van over “praten”.
“Dat was knap van je.”, “Wat durfde vandaag veel”, “Heb jij de quiz gedaan? Dat is dapper!”