Voor kinderen van deze leeftijd hebben we, naast exposure, drie technieken tot onze beschikking waarmee we kunnen helpen angst te reduceren: uitleg, positieve zelfspraak en ontspanning. De laatste twee noemen we “handige hulpjes”. Ze worden aangeboden met behulp van verhalen, werkbladen en spelletjes, die via het portaal beschikbaar zijn.
Er zit een opbouw en volgorde in, maar de therapeut kiest welk materiaal geschikt is en op welk moment in de therapie het wordt gebruikt. Materiaal uit vorige fases blijft beschikbaar en kan op elk moment en in elke fase worden aangeboden. Sommige werkbladen zijn geschikt voor jongere en andere voor oudere kinderen. Besteed in elke sessie aandacht aan het aanleren of toepassen van deze technieken.
We gebruiken verhalen en (prenten)boeken om kinderen uit te leggen dat je dapper wordt door nieuwe dingen te doen en dapper te denken. We laten zien dat het leuk is om nieuwe dingen te leren durven. We leggen ook uit dat er een belangrijk verschil is tussen niet willen en niet durven.
Voor kinderen is het moeilijk om dat onderscheid te maken, want als je iets niet durft dan wil je het ook niet. Het onderscheid is van belang als vermijding zo’n gewoonte is geworden, dat kinderen stellig blijven zeggen niet mee te willen doen. Dan kan het goed zijn om uit te leggen, dat “niet willen” niet geapprecieerd wordt in de therapie, maar dat de therapeut wel begrip heeft voor “niet durven”. In het eerste geval kan je het kind niet helpen, in het tweede geval wel. Bij Karl, Kirsten en Timo was deze uitleg belangrijk.
De verhalen kunnen in de therapie of thuis worden voorgelezen. Bij ieder verhaal hoort een spelletje of enkele vragen, die gebruikt kunnen worden om het verhaal na te bespreken, te kijken of een kind het begrepen heeft, of als (exposure) oefening in de therapie. Een verhaal kan thuis gelezen worden en (met behulp van spelletje of vragen) in de therapie nog eens worden besproken of omgekeerd.
Het is belangrijk om het verhaal te delen met gezinsleden. Zo kan er ook thuis naar verwezen worden als zich situaties voordoen waarop het verhaal van toepassing is. Verwijs tijdens de therapie waar mogelijk naar de verhalen en help het kind herinneren hoe de hoofdpersoon omging met een spannende situatie.
Bij ieder thema is een boekenlijst beschikbaar via het portaal. Met behulp van (prenten)boeken kan hetzelfde thema nog eens besproken worden op school, thuis of in de therapie.
Eén van de handige hulpjes als je bang bent is: jezelf moed inpraten. Jonge kinderen zijn vaak nog niet in staat om zelf helpende gedachten te formuleren. Aangereikte standaardzinnen (“Van proberen kan je leren”; “Ik durf net zo veel als Dora”; “Ik ben dapper”) kunnen hen helpen in spannende situaties.
Op een eenvoudige manier wordt het verschil tussen donder denken (negatieve gedachten) en dapper denken (helpende gedachten) uitgelegd. In het Luiderslot wordt er mee geoefend.
We leren kinderen in dagelijkse situaties dapper te denken en het donder denken te verjagen. De therapeut en ouders geven het voorbeeld. Wijs tijdens de therapie regelmatig op donder denken of dappere gedachten van jezelf, het kind of personen uit verhalen. Zo leert een kind ze herkennen en gebruiken. Geef regelmatig zelf het voorbeeld en verwoord (negatieve of helpende) gedachten van jezelf tijdens spannende spelletjes.
Het kan helpen om een dappere gedachte te koppelen aan een dapper gebaar. Kies dan één gebaar dat consequent gemaakt wordt en dat het kind leert associëren met dapper gedrag. Kies voor een eenvoudig gebaar dat later zonder aandacht te trekken in sociale situaties gemaakt kan worden (bijvoorbeeld gebalde vuist, duim opsteken). Gebruik hetzelfde gebaar ook tijdens of na de ontspanningsoefeningen. Leer het kind het gebaar associëren met een sterk en rustig gevoel.
Een ander handig hulpje is ontspanning. Het effect van ontspanningsoefeningen op het verminderen van angst bij kinderen is in enkele studies aangetoond hoewel niet overtuigend1. Onze ervaring is dat sommige ouders en kinderen het prettig vinden en er baat bij hebben, terwijl anderen het niets vinden. We bieden in iedere fase ontspanningsspelletjes aan en laten het aan kind en ouders over om te onderzoeken of één van deze technieken (spierontspanning in Fase 2, ademhalingsontspanning en ontspannende gedachten in de volgende fases) hen kan helpen.
We moedigen ouders en kinderen aan om elke techniek een paar keer te proberen, om zo te kunnen ervaren of het prettig is of niet. Het helpt vaak om tijdens de therapiesessie een ontspanningsspelletje te spelen en daarmee een voorbeeld te geven. Doe zelf mee en maak plezier. Het is fijn als je een groot kussen, zitzak of fatboy tot je beschikking hebt om lekker op neer te ploffen. Sommige kinderen zijn tijdens de therapie echter zo gespannen dat ze niet mee durven doen. Als ontspanningsspelletjes meer stress dan plezier opleveren, heeft het een averechts effect.
Parslow et al. (2008) Effectiveness of complementary and self-help treatments for anxiety in children and adolescents, review, The Medical Journal of Australia, 188 (6): 355-359