Therapie voor Selectief Mutisme

Stap 11     Antwoord

Doel

 

Werkwijze en activiteiten

In stap 8 oefenden we met het spreken tegen de therapeut als deze dichtbij zat en meedeed met een spelletje. In deze stap oefenen we met het beantwoorden van rechtstreekse vragen. Voor sommige kinderen maakt dit geen verschil, maar voor anderen is dit een stapje moeilijker. Bij directe vragen kijkt de vragensteller over het algemeen meer naar het kind en faalangst kan het voor sommige kinderen moeilijker maken. We oefenen ook met hardop spreken en spreken zonder dat de ouder aanwezig is, voor kinderen die dat nog niet goed durven.

Exposure spelletje

Speel een quiz of ander vraag-spelletje zonder dat de ouder in de kamer aanwezig is. Kies een moeilijkheidsgraad van vragen, die past bij het kind (zie spelsuggesties). Oefen met hardop te spreken in plaats van fluisteren (zie tips bij stap 8).

Het Luiderslot

De quiz uit de 11e verdieping van het Luiderslot kan ook als exposure spelletje gebruikt worden.

De tweede oorkonde

Nu het kind durft te spreken met de therapeut, wordt de overgang naar Fase 3 gemaakt. Fase 2 wordt afgesloten met de tweede oorkonde voor dapperheid. Het is een goede gelegenheid om samen nog eens te kijken naar de handige hulpjes die het kind goed geholpen hebben en die in de volgende fase ook op school gebruikt kunnen worden.

Overgang naar de volgende verdieping van het Luiderslot als:

Met welke stap ga je verder?

 

Tips

Je hoeft niet altijd een antwoord te weten

Blijf niet hangen in deze stap als een kind niet op iedere vraag antwoord geeft. Soms durven kinderen wel de 10 quiz vragen te beantwoorden, maar blijven stil bij spontane vragen tijdens de therapiesessie. Help ze herinneren aan de afspraak dat je ook “Ik weet het niet” mag zeggen en speel door. Zorg voor plezier en complimenten voor alle keren dat het kind wel durft te antwoorden. In volgende therapiesessies is er genoeg ruimte om meer vertrouwen op te doen.

Nu heb je een keuze

Vertel hoe fijn het is dat het kind nu antwoord durft te geven op een vraag. Nu kan je namelijk aan het kind zelf vragen wat hij leuk vindt. Doe dat een paar keer tijdens de therapiesessie en geef het kind een keuze tussen activiteiten, stickers, drinken of iets anders. Noem één keuzemogelijkheid waarvan je verwacht dat het kind dat zeker niet zal willen.

Kirsten kan nu zelf kiezen

De therapeut van Kirsten weet dat zij niet zo van tekenen houdt, maar heel graag paaltjesvoetbal speelt. Ze houdt zich van de domme en geeft Kirsten de keuze:
“We hebben nog tijd voor één spelletje Kirsten. Waar heb je zin in? Ik heb een leuke kleurplaat of we kunnen een potje paaltjesvoetbal spelen.”
De keuze laat zich raden.
“Wat fijn dat je dat nu kan vertellen, Kirsten. Anders waren misschien gaan kleuren, terwijl jij voetballen veel leuker vindt. Eerst kon ik dat niet weten, maar nu kan ik het gewoon aan je vragen.”