Therapie voor Selectief Mutisme

Stap 10     “Ja”,  “Nee”, of  “Ik weet het niet”

Doel

 

Werkwijze en activiteiten

Vaak zijn kinderen zo gewend geraakt om alleen maar te knikken of nee te schudden, dat het een gewoonte is geworden. Een andere gewoonte van veel kinderen is om een lange stilte te laten vallen als ze een antwoord niet (zeker) weten. Dat levert ongemakkelijke situaties op. De gesprekspartner vraagt zich af of het kind nog nadenkt of geen antwoord weet.

We willen het kind de tijd geven om een antwoord te bedenken, maar we willen ook kunnen helpen als het vast zit. Daarom oefenen we met verbaal beantwoorden van gesloten vragen en met tijdig zeggen als je het niet weet, zodat een ander kan helpen. In plaats van vermijdend, passief gedrag (net zo lang zwijgen totdat een ander initiatief neemt), vragen we het kind nu actief te worden (antwoord geven of aangeven dat je niet verder kan).

Dat laatste blijken kinderen met selectief mutisme heel moeilijk te vinden. Is dat perfectionisme? Angst om te falen? Of zijn ze bang nog langer de aandacht op zich gericht te houden? Want als een kind zegt iets niet te weten, is de eerste reactie van volwassenen om het kind te helpen. Meestal doen we dat door nog meer vragen te stellen of dingen te zeggen als: “Jawel, dat weet je vast wel, denk maar aan …”. Hoe goed bedoeld ook, dit kan het gevoel van falen vergroten of leiden tot dichtklappen.

Daarom leggen we het kind in deze stap uit dat “Ik weet het niet”, ook een goed antwoord is. We vragen niet door, maar accepteren het antwoord en gaan verder met een volgende vraag. We complimenteren het kind ermee dat hij antwoord gaf. Je kan tenslotte niet alles weten en dat hoeft ook niet.

Exposure spelletje

Speel een spelletje met gesloten vragen en kies ook enkele vragen waarop het kind geen antwoord kan weten (zie spelsuggesties). Leg uit dat op iedere vraag drie antwoorden mogelijk zijn: “Ja”, “Nee”, of “Ik weet het niet”. Beloon elke vraag met een punt en complimenteer het kind vooral met het antwoord “Ik weet het niet”.

Het Luiderslot

De quiz uit de 8e verdieping van het Luiderslot kan herhaald worden tijdens de therapiesessie. De vragen zijn te beantwoorden met “Ja”, “Nee”, of “Ik weet het niet”. Het kind bedient de toetsen, loopt met het poppetje en beantwoordt de vragen verbaal. De therapeut heeft de muis en klikt aan wat het kind zegt.

Overgang naar de volgende verdieping van het Luiderslot als:

Met welke stap ga je verder?

 

Tips

Wordt “Ik weet het niet” de volgende gewoonte?

Zullen kinderen nu niet steeds “Ik weet het niet” zeggen om situaties te vermijden? Misschien wel, maar de gewoonte van zwijgen is lastiger dan een eventuele nieuwe gewoonte waarin het kind direct antwoord geeft, ook als dat antwoord “Ik weet het niet” is.

Als het kind het vertrouwen heeft gekregen, dat niet-weten geen falen is, kan je aanmoedigen om nog even na te denken: “Goed dat je zegt dat je het niet weet. Dat kan. Weet je, soms heb je wat tijd nodig om iets te bedenken. Ik vraag het zo nog een keer en dan ben ik benieuwd of je iets weet.” Je kan ook stimuleren om hulp te vragen (bijv. het aan de ouder te vragen of op te zoeken) en daarna alsnog aan je te vertellen.

Help een nieuwe gewoonte te ontwikkelen

Gewoontes veranderen gaat niet in één keer. Maak na het voltooien van deze stap de afspraak met het kind: je verwacht altijd een antwoord op vragen die je met “Ja”, “Nee”, of “Ik weet het niet” kan beantwoorden. Leg een stapeltje munten klaar en geef iedere keer een munt wanneer het kind spontaan en soms onbewust deze afspraak nakomt.

Het verrassingseffect en de directe beloning is een goede stimulans om een nieuwe gewoonte te vormen. Herhaal dit in volgende therapiesessies en vraag ouders er thuis ook op te letten altijd een verbaal antwoord te verwachten in situaties waarin het kind durft te spreken. In situaties buitenshuis waarin het kind nog niet durft te spreken, wordt dat uiteraard nog niet verwacht.

Geef het goede voorbeeld

Vaak zeggen volwassenen bij wijze van grapje over zichzelf dat ze dom zijn als ze iets niet weten of verkeerd doen. Onbedoeld geven we hiermee de boodschap dat je dus dom bent als je iets niet weet of kan. Geef regelmatig het goede voorbeeld door “ik weet het niet” te zeggen. Zeg niet: “oh, wat dom van mij”, maar liever dingen als: “oh ja, dat was ik helemaal vergeten”, “Tja, ik weet ook niet alles” en haal er je schouders over op. Gebruik positieve zelfspraak tijdens activiteiten en geef daarmee een voorbeeld aan het kind (“Ik ga het gewoon proberen”, “Ik zie wel of het lukt”, “Van proberen kan je leren”)

Perfectionisme en faalangst

Voor oudere kinderen zijn er werkbladen en spelletjes om perfectionisme te bespreken en faalangst te verminderen. Deze vind je in Fase 4, maar kunnen desgewenst hier al ingezet worden. Voor jongere kinderen zijn deze verhalen of spelletjes te moeilijk en is positieve zelfspraak geschikter. Herinner kind en ouder aan de uitleg die je gegeven hebt over durven en dapperheid. Dapper zijn betekent ook dat je eens iets probeert, waarvan je niet zeker bent. Help met het formuleren van positieve zelfspraak om hierbij te ondersteunen.

Hardop spreken

Voor kinderen die nog moeite hebben met hardop spreken, zijn deze eenvoudige, korte antwoorden heel geschikt om dit te oefenen. Maak er een afspraak over en beloon zo nodig extra voor hardop antwoorden (zie tips bij stap 8).