De meeste kinderen maken deze stap in de eerste sessie en durven mee te doen met een non-verbaal communicatiespelletje. Kies voor een spelletje dat past bij het niveau van communicatie dat het kind laat zien: sommige kinderen durven gebaren te maken, voor anderen is het makkelijker om handelingen te imiteren, ja of nee te schudden of iets aan te wijzen. Welke vorm van (non-verbale) communicatie het kind gebruikt, doet er niet toe. Geef gelegenheid om ook andere vormen van communicatie te gebruiken (gebaren, geluiden, verbale communicatie), maar oefen daar geen druk op uit. Observeer wat het kind durft, waar het plezier in heeft en wat spanning oproept. Complimenteer en bekrachtig elke vorm van non-verbale communicatie.
Het spel in het Luiderslot bevat quizvragen. Als kinderen al durven te spreken tegen de therapeut kan je het samen spelen. Als dat niet zo is, wordt het spel thuis gespeeld. Eén van de quizvragen gaat over “dapperheid” om te laten zien dat je dapper bent als iets eng vindt maar het dan toch doet.
De meeste kinderen zullen stap 2 al in de eerste sessie durven maken. In volgende sessies kunnen meer non-verbale communicatie spelletjes worden gespeeld, om ook andere vormen van non-verbale communicatie uit te dagen.
Geef uitleg over bang zijn of dapper zijn met behulp van een verhaal. Sluit de sessie af met een korte terugblik, complimenten voor alles wat het kind durfde en uitleg over de torentaak.
Na afloop van de sessie noteer je de voortgang in het portaal van “Spreekt voor zich” en kies je een torentaak in het portaal.
Met welke stap ga je verder?
Sluit zoveel mogelijk aan bij het niveau van communiceren dat het kind aandurft. Wanneer een kind al iets durft te zeggen, speel dan verbale spelletjes (zie voor spelsuggesties bij fase 2 in het portaal). Voorkom dat je een kind bevestigt in het zwijgen door minder te verwachten dan het kind al aandurft.
Vraag niet méér van het kind dan het durft en voorkom faalervaringen aan het begin of einde van een sessie. Veel kinderen durven niet te groeten. Vaak vragen ouders hun kind bij het weggaan nog even dag te zeggen, ook als een kind nog niet heeft durven spreken. Wees een model voor ouders bij het zoeken naar manieren om faalervaringen te voorkomen. Kies een nonverbale manier van groeten, bijvoorbeeld zwaaien, hand geven, of een high-five. Benoem zo nodig dat je ziet dat dat nog te moeilijk is en spreek af dat je het achterwege laat.
Moedig kind en ouders aan om thuis nog eens bezig te zijn met de therapie. De spelletjes uit het Luiderslot helpen daarbij. Vraag bijvoorbeeld of het kind de spelletjes wil uitleggen aan een broertje of zusje, of een ander familielid. Hoeveel medailles speelt de familie bij elkaar?