De therapeut kiest geschikte durfopdrachtjes voor het kind en bepaalt daarmee de moeilijkheidsgraad van de opdrachten. Hierdoor zijn er altijd opdrachten te vinden die het kind aankan.
Verdeel het durfspel zo nodig over twee sessies. Zo loopt de spanning niet te hoog op en blijft er tijd over voor een activiteit die makkelijk en veilig is. Gebruik tussenstapjes uit stap 1 en 2 om de spanning te verlagen.
Het is niet erg als een opdracht een beetje te spannend is. Het geeft je de kans uitleg te geven. Verwoord het gevoel van het kind en leg uit dat iets wat een beetje spannend is ook leuk kan zijn, maar het moet niet te eng worden. Stel gerust, vertel dat het niet erg is en dat het kind niet de enige is. Je kan nog eens uitleggen hij nooit iets hoeft te doen dat echt te moeilijk is, maar dat jullie samen een manier gaan zoeken waarop hij het wel durft. Vereenvoudig de opdracht door iets van het kind over te nemen, maar zorg ervoor dat het kind ook een rol heeft.
Sluit elke opdracht positief af en vertel wat jullie hiervan geleerd hebben. Verwoord vooral het fijne gevoel van trots na dapper gedrag.
Ozan heeft een ballon opgeblazen. Hij durfde hem best groot te maken. Maar bij de volgende opdracht: “Durf jij de ballon te laten knappen?” komt Ozan in moeilijkheden. Hij lijkt het spannend en leuk te vinden, maar hij durft niet. De therapeut ziet het probleem, benoemt de spanning en legt uit. Samen zullen ze zoeken naar een manier waarop ze het durven. Eerst proberen ze het met een lange stok. De therapeut bevestigt de naald met plakband aan het uiteinde van een stok waarmee het raam geopend kan worden. Ozan kijkt opgewonden toe, pakt de stok aan en lijkt het te durven. Toch bedenkt hij zich en probeert met één hand zijn oor dicht te houden. Opnieuw helpt de therapeut en samen zoeken ze naar een oplossing.
“Zullen we je moeder vragen? Zou die het durven?”
Ozan knikt. Moeder durft het en Ozan geeft haar opgelucht de stok.
“Waar ga jij staan Ozan? Wat durf je al?”
Ozan kiest een plekje op een veilige afstand en houdt zijn vingers bij zijn oren.
“Dat is dapper van je zeg, dat je daar al durft te staan. Zo kan je het goed zien. Je durft het misschien niet te horen, maar je durft het dus wel te zien. Heel dapper. Nu moet je je moeder wel helpen Ozan. Weet je wat? Als jij het teken geeft, dan stop je daarna snel je vingers in je oren en dan prikt je moeder met de stok.”
Ozan glimlacht en geeft het afgesproken teken, waarop moeder de ballon laat knallen. Uiteraard was de knal niet half zo hard als Ozan gevreesd had. Opgelucht stormt hij erop af en zoekt samen met de therapeut de stukken ballon bij elkaar.