Voor kinderen is dit een hele spannende stap. Toch is deze stap niet zo groot meer. Bespreek dat eens met uw leerling. Bekijk samen nog eens de Dapperklapper, tel de volle kaarten en bewonder de voortgang en dapperheid. Vertel hoe leuk de andere kinderen het in het begin vonden dat uw leerling durfde antwoorden, maar dat ze er nu al niet meer van opkijken. Iedereen is er al aan gewend. Kies samen een dappere gedachte om uw leerling te helpen.
Bespreek daarna de oefensituatie goed voor en geef uw leerling de kans zich voor te bereiden. Vertel bijvoorbeeld welke vraag u gaat stellen, zodat uw leerling het antwoord al kan bedenken of geef het stukje dat uw leerling zal voorlezen mee naar huis om te oefenen.
Kies een gestructureerde, klassikale situatie uit. Liever geen vrij kringgesprek, maar een leesles, of een les die uw leerling goed ligt en waarbij u vragen stelt.
Bij de tips vindt u enkele suggesties voor vragen die makkelijker of wat moeilijker zijn.
Laat uw leerling weten wanneer u deze oefening gaat doen, zodat hij niet de hele ochtend met een knoop in zijn maag zit te wachten.
Stel gerust als het niet direct lukt. Laat geen lange, pijnlijke stilte vallen, maar zeg bijvoorbeeld: “Je hoeft niet altijd een antwoord te weten. Denk maar even na. Ik ga eerst even naar Mo en dan vraag ik het nog een keertje.” Reageer luchtig als het niet lukt: nieuwe dingen lukken niet altijd in één keer. Je moet gewoon nog even oefenen, dan lukt het straks wel.
Reageer niet te uitbundig als het wel lukt. Veel kinderen worden daar onzeker van. Laat liever subtiel weten hoe knap u het vindt met een duim of een knipoog, of door later even bij uw leerling langs te lopen.
Zet na afloop een krul op de krullenkaart of plak een sticker. Stem dat af op de mate van spanning die deze oefening oproept. Als het heel spannend is, verdient een leerling stickers. Als het al wat gewoner wordt, gaat u over op een krullenkaart, waarmee wat meer geoefend kan worden voordat het weer een beloning oplevert.
De spel uit het Luiderslot kan thuis of op school met een klasgenootje gespeeld worden.
Met welke stap ga je verder?
Stel een vraag waarop uw leerling alleen “Ja” of “Nee” hoeft te antwoorden. Laat de vraag van tevoren weten, zodat uw leerling al weet wat hij zal gaan zeggen.
Een woord lezen of een klein stukje is makkelijk, omdat het geen oogcontact vraagt. De andere leerlingen kijken ook op hun blaadjes en de leerling hoeft niet na te denken over een antwoord.
Datzelfde geldt voor het oplezen van het antwoord op een sommetje of hardop tellen. Kijk van tevoren even met uw leerling welke som u gaat vragen en kijk of het antwoord goed is. Dan speelt faalangst geen rol.
Als u in de kring op het rijtje af een vraag stelt, ziet uw leerling zijn beurt aankomen. Soms is dat makkelijker. De vraag kan heel eenvoudig zijn, bijvoorbeeld: “Heb je je drinken op?”, “Wil je binnen of buiten spelen?”
De kans dat je je vergist in je eigen naam is klein. In sommige klassen worden de namen in de kring opgenoemd of door de kinderen zelf gezegd. Ook goedemorgen zeggen kan gebruikt worden, omdat het een ritueel is en alle kinderen op het rijtje af hetzelfde antwoord geven. Realiseert u zich echter dat sommige kinderen een beetje moeten ontdooien ’s ochtends en een verbale opdracht aan het begin van de schooldag soms niet lukt.
Laat de leerlingen kiezen, bijvoorbeeld uit twee kleuren blaadjes om mee te werken. Laat eerst even klassikaal zien welke keuze er is, zodat uw leerling deze alvast kan maken. Loop door de klas en vraag iedere leerling: “Wil je rood of blauw?”
Geef vragen mee naar huis, zodat uw leerling ze thuis kan voorbereiden en op iedere vraag een antwoord weet. In de klas kunt u van tevoren aankondigen welke vraag u aan de leerling gaat stellen. Later kunt u ook één van de vragen stellen die de leerling heeft voorbereid, zonder dat hij precies weet welke.