Deze stap is een tussenstap van spreken in kleine groepjes naar klassikale situaties. Sommige kinderen slaan deze stap over. Zij durven na wat oefening in kleine groepjes, klassikale vragen te beantwoorden. Andere kinderen hebben nog wat oefening nodig in een grotere groep.
Dat is niet zo makkelijk te organiseren. In de meeste klassen wordt regelmatig samengewerkt of gelezen in groepjes van 4-5 kinderen. Nu moeten we iets verzinnen voor een grotere groep. Bovendien moeten we een taak kiezen met structuur, zoals lezen, vragen beantwoorden of iets anders dat niet teveel initiatief vraagt.
Kunt u een manier bedenken om zo’n oefensituatie te creëren? Is het mogelijk eens met de helft van de klas te lezen of een kringgesprek te voeren? Is er een remedial teacher, stagiaire of collega die kan assisteren, zodat u de groep een keer kan splitsen? Zijn er overblijf-, gym-, of andere situaties te bedenken waarbij de groep wat kleiner is dan normaal?
Als dat lukt, neem dan een taak met structuur (lezen, tellen, woorden opnoemen, gesloten vragen beantwoorden) en oefen hiermee op dezelfde manier als in de vorige stappen.
Bespreek het na met uw leerling en benadruk hoe dapper hij nu is. Het kan helpen om het stickerspaarprogramma zo uit te kienen dat uw leerling hiermee de laatste sticker van een kaart verdient. Dan wordt deze stap direct beloond met iets leuks.
De stap naar de hele groep is nu heel klein geworden. U hoeft deze stap niet vaker dan één of twee keer te oefenen. Daarna weet uw leerling dat alle kinderen nu weten dat hij kan lezen of antwoord geven. Dan is het tijd voor de volgende stap.
De quiz uit het Luiderslot kan thuis of op school met een klasgenootje gespeeld worden.
Met welke stap ga je verder?
Blijf oefenen met het beantwoorden van eenvoudige vragen. Loop geregeld langs bij het groepje van uw leerling en stel een vraag over zijn werk of spel. Vraag ook geregeld of uw leerling even naar u toe komt om iets te laten zien of voor instructie. Durft hij al met u te praten aan uw bureau als er ook andere kinderen staan te wachten? Zo went uw leerling eraan te spreken in bijzijn van andere kinderen in de klas.
De klas van Li Mei had een dierenthema week. Er kwamen twee vaders in de klas met schildpadden en hagedissen. Li Mei vond het doodeng. De leerkracht splitste de klas. De ene helft bekeek met de vaders en de remedial teacher de dieren. De andere helft, inclusief Li Mei, ging met de leerkracht naar een andere ruimte voor een kort kringgesprek. Ze stelde een paar vragen waarop de kinderen allemaal om beurten een antwoord gaven: “Weet je een dier dat kan zwemmen?”, “Noem eens een dier dat heel sterk is?” Li Mei kende de vragen al. De leerkracht had ze van tevoren met haar doorgenomen en Li Mei had haar antwoorden al bedacht. Na enige tijd wisselden de groepen. Li Mei bleef echter bij de leerkracht in de groep. Na afloop keek zij nog even van veilige afstand naar de dieren.
De leerkracht sloeg in deze situatie twee vliegen in één klap. Li Mei hoefde zich niet te verdringen voor de dieren die ze echt heel eng vond. Én ze had met beide helften van de klas geoefend met het hardop beantwoorden van de vragen. Na afloop was Li Mei net zo trots als de kinderen die een schildpad hadden vastgehouden.