“Je kan al zoveel dingen: je kan lezen en je kent veel liedjes. Maar jouw juf weet dat niet, want op school durf je dat nog niet. Papa en ik vinden dat jammer voor jou. We willen graag dat je op school ook mee gaat lezen en kletsen. Papa en ik weten niet zo goed hoe we je kunnen helpen. Dus zijn we naar een mevrouw gegaan, die wel meer kinderen kent die dat eerst niet durfden. Die kan ons helpen.”
“Morgen gaan we er samen naar toe. Ze is heel aardig en er is een speelkamer. Er zijn geen andere kinderen bij, alleen jij en ik en die mevrouw. Zij gaat spelletjes met je doen. Ik blijf in de buurt op je wachten. Na een uurtje gaan we samen weer naar huis. Ik denk dat je het wel leuk zal vinden. Ook wel spannend misschien, want je kent die mevrouw nog niet. Maar je gaat gewoon spelen en je hoeft geen dingen te doen die je echt nog niet durft. Als je iets durft te vertellen, vind ik dat heel erg knap van jou. Maar als je dat nog niet durft, is dat helemaal niet erg. Dat komt later wel.”
Ziet u hoe ze Sanne laat weten dat het de bedoeling is dat ze later wel gaat durven spreken? “Als je dat nog niet durft … dat komt later wel.”