Diagnose en onderzoek

Het diagnostisch onderzoek
Het diagnostisch onderzoek van kinderen met een vermoeden van selectief mutisme is gericht op:

  • classificatie, dat wil zeggen vaststellen onder welke DSM-categorie(en) de problematiek van het kind valt.
  • handelingsgerichte diagnostiek, dat wil zeggen het in kaart brengen van het gedrag van kind en omgeving om de behandeling te kunnen vormgeven.

We geven hier aanknopingspunten voor de classificerende diagnostiek. Het diagnostisch onderzoek levert meestal veel informatie op die ook belangrijk is voor de handelingsgerichte diagnostiek. Wanneer er inderdaad sprake is van selectief mutisme, worden de handelingsgerichte diagnostiek en het behandelingsplan verder aangevuld in het behandelprogramma.

Classificerende diagnostiek
Met behulp van een ontwikkelingsanamnese, informatie van ouders en school, gedragsobservatie en zo mogelijk taalonderzoek wordt onderzocht of aan de criteria voor selectief mutisme (DSM-5) wordt voldaan.

Volgens de DSM-5 (Diagnostic and Statistic Manual for Mental Disorders, vijfde editie) is er sprake van selectief mutisme als:

  1. een kind consequent niet spreekt in specifieke sociale situaties (waarin verwacht wordt dat er gesproken wordt, bijvoorbeeld op school), hoewel het kind wel spreekt in andere situaties.
  2. de stoornis het functioneren op school, werk, of de sociale communicatie belemmert.
  3. de duur van  het zwijgen tenminste een maand is (niet beperkt tot de eerste maand op school).
  4. het niet spreken niet wordt veroorzaakt door een gebrek aan kennis van, of vertrouwen met, de gesproken taal die nodig is in de sociale situatie.
  5. de problemen niet beter verklaard worden door spraak-, of taalstoornissen (bijvoorbeeld stotteren) en niet uitsluitend voorkomen in het beloop van een autisme spectrumstoornis, schizofrenie of een andere psychotische stoornis.

DSM-5 American Psychiatric Association (2013)

Een familieanamnese, informatie over het gezin, opvoedingsstijl, life-events, gedrag in de thuissituatie en een psychologisch onderzoek zijn belangrijk om eventuele comorbide (ontwikkelings)stoornissen of problematiek in kaart te brengen. Het is belangrijk een gehoorstoornis uit te sluiten. Voor suggesties en up-to-date informatie over diagnostische instrumenten, verwijzen we u naar het landelijk kenniscentrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie (www.kenniscentrum-kjp.nl).

Met behulp van het psychologisch onderzoek wordt onder andere onderzocht of het zwijgen verklaard kan worden door overvraging. Een taal- of logopedisch onderzoek is niet altijd volledig afneembaar als het kind in de onderzoekssituatie niet spreekt. Het testen van passief taalbegrip wordt echter sterk aangeraden, aangezien taalproblemen veel voorkomen bij kinderen met selectief mutisme. Het gebruik van een intelligentietest of taaltest waarbij actieve taal verwacht wordt kan een onbetrouwbaar beeld opleveren bij een zeer angstig of geremd kind. Het gebruik van een non-verbale intelligentietest wordt aangeraden.

Diagnostiek
Voor diagnostisch onderzoek kunt u een kind het best verwijzen naar een gezondheidszorgpsycholoog (GZ psycholoog), Klinisch psycholoog of kinderpsychiater. Gezondheidszorgpsychologen en Klinisch psychologen hebben een extra door de overheid erkende beroepsopleiding gevolgd. Zij staan geregistreerd in het BIG-register. Dat geeft cliënten duidelijkheid over hun bevoegdheid en opleidingsniveau.

Behandeling
Voor behandeling kunt u een kind het best verwijzen naar een gedragstherapeut voor kinderen, die is aangesloten bij de beroepsvereniging voor gedragstherapeuten (VGCT) en ervaring heeft met de behandeling van angstklachten bij kinderen. Ook gezondheidszorgpsychologen en klinisch psychologen kunnen het behandelprogramma “Spreekt voor zich” uitvoeren.

Soms worden kinderen met selectief mutisme verwezen naar een logopediste. Er zijn logopedisten die met het behandelprogramma “Spreekt voor zich” uitstekende resultaten behaalden. Wij raden aan om ook altijd een gedragstherapeut of psycholoog in te schakelen om zo mogelijk samen met een logopediste de behandeling vorm te geven. Zodoende wordt niet alleen het symptoom behandeld, maar blijven ook eventuele andere problemen van kind of omgeving niet onopgemerkt.

Kan selectief mutisme samengaan met autisme?
Volgens het officiële classificatiesysteem kunnen de classificaties autisme en selectief mutisme niet tegelijkertijd gegeven worden. Bij kinderen met autisme wordt zwijgen in sociale situaties gezien als een kenmerk van de sociale communicatieproblemen die bij autisme horen.
Toch komt het ook bij kinderen met autisme spectrum stoornissen voor dat ze thuis goed kunnen praten, maar buitenshuis zeer angstig zijn en het niet of nauwelijks doen. In dat geval kan een gedragstherapeutische behandeling hen ook helpen, al moeten het programma en de doelen van de therapie voor hen worden aangepast.

Soms is het moeilijk om autisme en selectief mutisme van elkaar te onderscheiden. Kinderen met selectief mutisme vertonen in situaties buitenshuis vaak gedrag dat sterk lijkt op autisme: weinig oogcontact, een vlakke gezichtsuitdrukking, afwerend of teruggetrokken en behoefte aan controle. Thuis is hun gedrag echter heel anders. Soms wordt de diagnose autisme ten onrechte gesteld en veranderen deze gedragingen als een kind minder angstig wordt. In geval van twijfel kan de juiste diagnose pas betrouwbaar gesteld worden na behandeling van de angstklachten.