Tips voor ouders

Wanneer een kind last heeft van Selectief Mutisme of  “gewoon” verlegen is, kunt u iets hebben aan de volgende tips. Halverwege de pagina staan nog een aantal extra tips voor ouders en leidsters van peuters.

Angstige kinderen willen graag weten wat ze te wachten staat: hoe een gebeurtenis zal verlopen, wie er bij zijn, waar het plaatsvindt, hoe de ruimte eruit ziet, enz.
Ideeën voor een goede voorbereiding:

  • Gebruik prentenboeken, brochures of internet om uw kind voor te bereiden op een bezoek aan de dokter, tandarts, vakantiepark of verjaardag. Laat uw kind zien hoe de locatie er uitziet en wat er gaat gebeuren. Ga alvast een keertje kijken: fiets er eens langs, ga vast eens kijken in het poppentheater waar uw kind komende week een kinderfeestje heeft.
  • Bereid bezoek, feestjes of verjaardagen voor door te vertellen wie er komen en samen met uw kind foto’s te bekijken van de familieleden of vrienden. Noem de namen en vertel iets over de andere kinderen. Het helpt soms om in de week voor een kinderfeestje een speelafspraak met de jarige te maken.
  • Betrek uw kind bij de voorbereiding van een gebeurtenis. Pak bijvoorbeeld samen het cadeautje voor een jarige in, laat uw kind helpen bij het klaarzetten van koekjes voor het bezoek, of een tekening maken voor degene bij wie u op bezoek gaat.
  • Kondig gebeurtenissen van te voren aan, zodat uw kind weet wat er gaat gebeuren.

Kinderen leren veel door te kijken hoe anderen iets doen en het vervolgens na te doen.

  • Het helpt vaak om gedrag voor te doen. Vertel uw kind bijvoorbeeld dat u bij een verjaardag samen naar de jarige toegaat en allebei “gefeliciteerd” zegt. Doe het voor, of laat uw kind met een ouder broertje of zusje meegaan die een voorbeeld kan zijn.
  • Spreek met uw kind af wat u van hem verwacht en doe het zo nodig samen: moet hij tante een zoen geven of mag een hand geven ook? Verdeel de rollen. Spreek bijvoorbeeld af dat u bij binnenkomst samen de jarige tante gaat opzoeken, dat u tante een zoen gaat geven en “gefeliciteerd” zal zeggen en dat uw kind het cadeautje zal overhandigen. Vertel dat u daarna bij de grote mensen gaat zitten. Uw kind mag naast u komen zitten en met zijn meegebrachte speelgoed spelen of met de andere kinderen meespelen. Op deze manier schetst u de volgorde van gebeurtenissen, u vertelt uw kind wat u van hem verwacht en u vertelt wat hij kan doen. Zo zal uw kind zich minder onzeker voelen.
  • Vraag alleen gedrag van uw kind, waarvan u weet dat hij het durft. Stimuleren is goed, maar als u al weet dat uw kind iets niet zal durven, wordt het een mislukking. Als uw kind geen “dag” durft te zeggen, spreek dan af dat u samen zal zwaaien bij het weggaan.
  • Bent u zelf ook wel eens onzeker? Dan bent u een uitstekend voorbeeld voor uw kind. Laat zien wat u doet of denkt wanneer u zich wat angstig voelt en laat zien hoe u toch doet wat u wil doen en hoe goed dat daarna voelt. Enige gespeelde angst op een glijbaan of in een zwembad kan een prachtig voorbeeld zijn. Misschien kan uw kind u aanmoedigen. Laat zien hoe u uw angst (met zijn hulp) de baas wordt.

Voor angstige kinderen is het erg belangrijk dat ze kunnen vertrouwen op de volwassenen in hun omgeving. Kom afspraken na en frustreer uw kind niet door te hoge eisen te stellen.

  • Neem de tijd. Kom in situaties waar uw kind moet wennen (school, feestje) liever wat te vroeg. Dan is het nog rustig en heeft uw kind ruim de tijd te wennen en de andere kinderen te zien binnenkomen.
  • Als uw kind moeite heeft met afscheid nemen kan een voorwerp soms troost bieden. Een armband of sleutelhanger die symbool staat voor u, kan hem helpen herinneren dat u weer terug komt om hem op te halen. Ook een kort vast afscheidsritueel biedt veiligheid.
  • Ga nooit stiekem weg als uw kind lekker aan het spelen is. U voorkomt misschien dat uw kind zich aan u vastklampt bij het weggaan, maar u beschaamt zijn vertrouwen. In het vervolg zal uw kind steeds krampachtiger in de gaten houden of u nog wel in de buurt bent. Geef hem de kans verdriet of boosheid te uiten als u weggaat, geef hem de geruststelling en troost die hij nodig heeft en ga dan weg met de boodschap dat u weer terug komt. Bel zo nodig na een kwartiertje om te horen of uw kind zich heeft kunnen laten troosten. Haal hem zo nodig snel weer op om te tonen dat u echt weer terug komt. Bouw de tijd dat u weg kunt gaan langzaam op.
  • Verlegen kinderen vinden het eng om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Bedenk bij bezoek taakjes waarbij uw kind kan helpen, maar een beetje in de schaduw blijft.
  • Als u in de klas of groep aanwezig kan zijn om uw kind te helpen wennen, speel dan niet alleen met uw eigen kind. Speel ook met andere kindjes of ga even naar de WC. Zo went uw kind eraan om zelf te gaan spelen.
  • Dreig niet dat u weggaat als uw kind gaat huilen of aan u blijft hangen. Als u het weggaan als dreigement gebruikt, is het logisch dat uw kind daar bang voor wordt.
  • Peuters hebben nog maar weinig tijdsbesef dus het is moeilijk hen te vertellen wanneer u weer terugkomt. U kunt wel vertellen na welke activiteit u uw kind weer komt halen (na het fruit eten, na het slapen). De leidsters kunnen dit herhalen.
  • Het helpt vaak om een voorwerp van uzelf achter te laten bij uw kind. Het geeft uw kind het gevoel dat u echt weer terug komt en hem niet zal vergeten. Het voorwerp kan ook troost bieden op momenten dat uw kind naar u verlangt.
  • Heb vertrouwen in uw kind. Alle jonge kinderen hebben moeite met afscheid nemen. Ze moeten nog leren dat ze erop kunnen vertrouwen dat u echt weer terug komt. Geef ze dat vertrouwen. Kinderen hebben een sterke antenne voor uw gevoelens. Ze merken onmiddellijk als hun ouders gespannen zijn. Als u bang bent dat uw kind overstuur zal raken, zal uw kind die spanning zeker opmerken en overnemen. U geeft uw kind een veilig gevoel door vertrouwen in hem/haar te hebben.
  • Bang zijn is heel gewoon. Iedereen kent dat gevoel. Toon begrip voor de angst of verlegenheid van uw kind. Zeg bijvoorbeeld: “Ik zie dat je het een beetje eng vindt. Dat geeft niets. We gaan het samen doen en dan durf je het wel.” Vertel uw kind over uw eigen ervaring. Was u vroeger ook wel eens bang of verlegen? Vertel erover en vertel hoe het over gegaan is. Er zijn ook veel prentenboeken om te laten zien dat uw kind niet de enige is die wel eens bang is.
  • Neem angst serieus en maak het gevoel van uw kind niet onbelangrijk. Hoe lief bedoeld ook, met een opmerking als: “Hé, je hoeft toch niet verlegen te zijn, gekkie.” geeft u uw kind het gevoel dat zijn verlegenheid raar is. Dat is niet zo. Zeg liever iets als: “Ben je even een beetje verlegen? Dat is niet erg hoor. We gaan even wennen, dan gaat dat zo over.” Help uw kind dan om zijn aandacht op iets anders te richten.
  • Bekijk samen met uw kind wat er in een nieuwe omgeving allemaal te doen en te spelen is. Wijs uw kind op de leuke dingen. Geef hem daarna de kans om even bij u te blijven wennen. Waarschijnlijk durft uw kind dan later wel op een van de leuke dingen af te gaan.
  • Toon begrip voor verlegenheid, maar moedig ook zelfstandigheid aan (naast u zitten na eventjes bij u op schoot te hebben gezeten, zelf spelen) en accepteer overdreven claimend gedrag niet (aan u hangen, huilen, gek doen). Help uw kind dan te kiezen: dicht bij u blijven, maar wel zelf zitten en spelen, of elders gaan spelen. Geef complimentjes voor alles wat uw kind al zelf doet en durft.

Vertrouwen in jezelf krijg je door ervaringen waarin je iets zelfstandig deed dat een succes werd. Soms is het goed om uw kind te stimuleren iets te doen dat het eigenlijk niet durft, om zo te laten zien dat het wel meevalt. Toch krijgt een kind daar geen zelfvertrouwen van. Zelfvertrouwen krijgt een kind pas als hij zelf een stap genomen heeft.

  • Moedig uw kind aan en geeft het complimenten wanneer het (kleine) stapjes in de goede richting neemt. Iets proberen is ook een compliment waard.
  • Geef zo weinig mogelijk aandacht aan de dingen die uw kind nog niet durft. Geef vooral aandacht aan wat uw kind wel durft en doet.
  • Noem uw kind niet te vaak “verlegen” en maak geen grapjes over zijn verlegenheid. Hierdoor kan uw kind gaan geloven dat hij een verlegen of bang kind is. Verlegenheid is een emotie, die net als andere emoties soms komt, maar niet altijd blijft. Spreek liever tegen uw kind op een manier waarop u hem laat weten dat een angstig gevoel vanzelf over gaat, bijvoorbeeld door te zeggen: “Je moet misschien nog even wennen. Ga maar lekker spelen. Straks ben je gewend en dan durf je ook met de andere kindjes te spelen.”

Peuters leren de wereld net kennen. De meeste dingen zijn nog nieuw voor ze en ze hebben te weinig vaardigheden om zichzelf te kunnen redden. Daarom houden ze u goed in de gaten en worden ze bang als u weg bent. Het helpt als uw peuter goed weet waar hij aan toe is:

  • Vertel van tevoren wat u gaat doen, waar u naar toe gaat, hoe het er daar uit ziet en of u bij uw kind blijft.
  • Peuters houden van herhaling. Dat helpt ze om nieuwe situaties te leren begrijpen. Ga een paar keer terug naar hetzelfde speelparkje of dezelfde vriendin. Uw kind zal de omgeving herkennen. Hij weet wat er te doen is en wat hij leuk vond. Zo raakt hij steeds beter op zijn gemak.
  • Speel met uw kind situaties na. Kinderen leren veel tijdens hun spel. Peuter spelen vaak graag met theeserviesjes en verkleedkleren. Door te spelen dat u op bezoek komt bij uw kind, leert uw kind hoe bezoekjes verlopen, dat het leuks is en niet eng. Ook een bezoekje aan de dokter, kapper of schoenenwinkel kunt u naspelen met poppen of knuffels. Zo weet uw kind wat er ongeveer gaat gebeuren.
  • Ook met prentenboeken of filmpjes op DVD (Sesamstraat, Dikkie Dik, Nijntje) kunt u uw kind voorbereiden op een verjaardag, doktersbezoek of speelafspraakje.

Samen spelen is nog niet vanzelfsprekend voor peuters. Ze spelen meestal een beetje naast elkaar en zijn bang dat een ander kind hun speelgoed pakt en nooit meer teruggeeft.

  • Naast elkaar spelen, elk met je eigen speeltjes, is een hele goede manier om te wennen aan samenspelen. U kunt daarbij helpen door te zorgen voor genoeg speelgoed en het eventueel alvast te verdelen in verschillende bakken, zodat er voor elk kind iets te kiezen is.
  • Nodig regelmatig andere kindjes (met hun vader of moeder) uit of zoek situaties op waar andere kinderen spelen (een park of speelplaats).
  • Houd deze speelafspraakjes kort als uw kind er erg angstig van wordt. Blijf er bij (laat uw kind niet achter), maar stimuleer uw kind om 5 minuutjes zelf te spelen, terwijl u een kop thee drinkt. Herhaal het liever vaak en blijf slechts kort. Zo went uw kind eraan en wordt de situatie minder onbekend.
  • Onzekere kinderen moeten vaak ervaren dat iets nieuws veilig en leuk is, voordat ze eraan gewend zijn. Het is dan ook goed om iets wat nieuw is vaak te herhalen, ook als uw kind het eerst niet goed durft. U kunt het rustig opbouwen in kleine stapjes. Zo helpt het soms om heel vaak terug te gaan naar een speeltuintje, telkens even te spelen op een toestel dat uw kind wel leuk vindt, rustige momenten op te zoeken, totdat uw kind gewend is en er plezier in krijgt.
  • Neem wat eigen speeltjes mee als u ergens op bezoek gaat. Zo kan uw kind met zijn vertrouwde speeltjes bij u in de buurt spelen.

Bijna alle peuters hebben een tijdje veel moeite met afscheid nemen. Dat hoort bij hun leeftijd. Ze moeten er maar op vertrouwen dat u weer terug komt. Gaan slapen in je eigen bedje is ook een vorm van afscheid nemen. Het is een goede manier om te leren ervaren dat u echt niet helemaal weg bent en dat u weer terug komt. Als uw kind daar in zijn eigen bedje, in zijn eigen huis, mee oefent en dat vertrouwen in u krijgt, zal hij daar op ook andere plaatsen (school, crèche) op durven te rekenen.

  • Vaak helpt een bedritueel. Een aantal vaste handelingen die u iedere avond samen doet, maakt het naar bed gaan veilig en voorspelbaar. Maak het bedritueel niet te lang en stel het moment van afscheid niet uit.
  • Met prentenboeken of filmpjes op DVD (Sesamstraat, Dikkie Dik, Nijntje) kunt u uw kind vertellen over slapen in je eigen bedje. Het maakt het herkenbaar voor uw kind.
  • U kunt uw kind zonodig iets van uzelf meegeven in zijn/haar bedje, bijvoorbeeld een t-shirt waarin u geslapen heeft en dat uw lichaamsgeur draagt.
  • Ga niet bij uw kind in bed liggen of blijf niet bij hem/haar tot hij slaapt. Dit maakt juist dat uw kind uw aanwezigheid nodig heeft om zich veilig te voelen. U kunt wel buiten de kamer in de buurt blijven. Ruim bijvoorbeeld wat op en maak geluid. Zo hoort uw kind dat u er nog bent.
  • Kinderen testen of u er nog bent, door te roepen of te huilen. Dan kan het een geruststelling zijn als u dan snel komt kijken. U kunt u ook nog in de buurt van zijn kamertje bezig zijn (strijken, opruimen) en steeds na 5 minuten even komen kijken. Zo merkt uw kind dat u er echt nog bent. Het is dan belangrijk om uw kind niet te knuffelen, maar alleen even te laten weten dat u er echt nog bent. Loop binnen, spreek uw kind bemoedigend en liefkozend toe en ga dan direct kordaat weer weg. Ook als uw kind nog huilt. Vertel hem dat hij best even mag huilen en dat u het toch knap van hem vindt dat hij/zij en zijn eigen bed ligt. Vertel dat u over 5 minuten weer komt.
  • Kinderen hebben vaak een periode waarin ze een sterke voorkeur hebben voor een van beide ouders. Help uw kind zich veilig te voelen bij (het afscheid van) beide ouders door het naar bed brengen zomogelijk af te wisselen. Spreek samen een duidelijke rolverdeling af en houd je daaraan.
  • Als uw kind ergens gaat spelen, ga dan nooit stiekem weg. U voorkomt misschien dat uw kind zich aan u vastklampt bij het weggaan, maar u beschaamt zijn vertrouwen. In het vervolg zal uw kind steeds krampachtiger in de gaten houden of u nog wel in de buurt bent. Geef hem de kans verdriet of boosheid te uiten als u weggaat, geef hem de geruststelling en troost die hij nodig heeft en ga dan weg met de boodschap dat u weer terug komt. Begin eens met 5 minuten spelen bij een bekende terwijl u een brief post of een boodschapje doet. Kom direct weer terug, zodat uw kind merkt dat u echt weer snel terug komt.
  • Als u uw kind dan huilend aantreft troost u uw kind natuurlijk, maar blijf dan niet te lang stilstaan bij het verdriet. Benoem vooral hoe knap uw kind al is, dat hij eventjes alleen kon spelen. Ga samen op zoek naar een leuk speeltje en sluit het positief af. Zo krijgt uw kind steeds meer vertrouwen in u en ook in zichzelf.

Voort het eerst naar de peuterspeelzaal of naar school! Voor ieder kind is dat spannend. Als uw kind er veel moeite mee heeft, kunt u eens kijken of de volgende tips helpen:

Voorbereiden
  • Gebruik prentenboeken om uw kind voor te bereiden.
  • Ga alvast eens een paar keer kijken met uw kind. Voor sommige kinderen is het fijn om het (school)plein en het gebouw te bekijken zonder alvast kennis te hoeven maken met nieuwe mensen.
  • Zijn er foto’s van de school, de leidster/leerkracht of de groepsruimte, zodat u thuis over de peuterspeelzaal/school kan vertellen? Dat geeft uw kind een vertrouwd gevoel.
  • Bij het wennen op de basisschool kent uw kind misschien al andere kindjes uit de nieuwe klas. Maak eens een speelafspraakje en blijf er zo nodig bij. Zo leert uw kind alvast wat bekende gezichten kennen.
  • Kent u al kindjes uit de nieuwe klas of groep? Ga dan samen met uw kind eens mee om een ander kindje van school te halen. Uw kind ziet zo welke leuke dingen het andere kindje gedaan heeft en hoe de klas eruit ziet.
  • Bespreek met de leerkracht of leidsters wat er mogelijk is om uw kind zo goed mogelijk te laten wennen. Laat uw kind bijvoorbeeld kennis maken met de leerkracht/leidster als de klas leeg is. Overleg met de leerkracht/leidster wanneer uw kind een uurtje kan komen wennen als de groep rustig is.
  • Als uw kind aan u blijft hangen, toon dan begrip voor zijn gevoel. Vertel dat hij/zij nog moet wennen en het misschien een beetje spannend vindt. Stel uw kind gerust, spreek af hoe lang u bij hem/haar blijft en neem daarna afscheid. Kom zo nodig snel weer terug.
  • Geef vooral aandacht aan alles wat uw kind zelf doet of durft. U kunt complimenten geven en uw kind aanmoedigen om zelf te spelen en te ontdekken. Schenk geen aandacht aan dingen die uw kind nog niet durft. Door uw kind te vragen dingen te doen die het wel durft en hem daarvoor te complimenteren zorgt u voor succeservaringen (zelf zijn jas op te hangen, zelf iets te pakken of aan de leidster/leerkracht geven).
  • Geef uw kind liever niet teveel aandacht als het aan u blijft hangen. U kunt samen gaan kijken bij de speeltjes die het leuk vindt. Neem daarna een stoel en een kop koffie, praat met de leidster of speel met een ander kindje. Kijk of uw kind ook (mee) gaat spelen en geef dan uw complimentjes en aandacht aan alle kleine dingetjes die uw kind wel doet.
  • Vraag uw kind op een rustig moment om u iets te laten zien of uit te leggen (waar de puzzels liggen of de prullenbak staat). Zo voelt uw kind zich groot en knap.

Er zijn veel kinderen die op de peuterspeelzaal of in de eerste groep op school een tijdje niets durven zeggen. Vaak gaat dat vanzelf over. Met de volgende tips kunt u uw kind helpen zich meer op zijn gemak te gaan voelen. Als dit niet voldoende helpt, vindt u op onze website aanknopingspunten voor het zoeken naar de juiste hulp en advies voor u en uw kind.

Plezier krijgen
  • Sommige kinderen hebben wat tijd nodig om plezier te krijgen in nieuwe dingen. Vraag uw kind naar de leuke dingen die er op school of de peuterspeelzaal te doen zijn. Speel samen bij het brengen of halen nog even met een favoriet speeltje of bekijk wat uw kind gemaakt heeft. Vraag uw kind thuis naar de liedjes die het op school leerde. Laat merken hoe groot en knap u uw kind vindt, en hoe leuk u het vindt dat uw kind plezier heeft op school.
  • Dring er niet op aan dat uw kind iets zegt. Als uw kind dat nog niet durft, levert dat faal-ervaringen op. Besteed vooral aandacht aan de dingen die uw kind wel doet en durft.
  • Help uw kind om dingen te doen zolang hij nog niet durft te spreken (zwaaien, iets geven aan juf of een ander kind, ja/nee knikken, aan u te laten zien waar de puzzels liggen, zelf zijn jas op te hangen) en complimenteer hem daarmee.
  • Vraag gerust eens aan uw kind waarom hij zo weinig zegt tegen de leerkracht of andere kinderen. Misschien is er een reden en is uw kind eens uitgelachen of iets dergelijks. Meestal weten kinderen het echter ook niet. Vraag dan liever niet elke dag of ze al wat gezegd hebben. Daarmee vestigt u de aandacht steeds op datgene wat niet lukt. Schenk liever aandacht aan dingen die uw kind al wel durft.
  • Moedig uw kind wel aan om te spreken als u met hem alleen bent (op het plein, in de gang, op de WC). Zeg dat uw hem zo niet begrijpt of zing samen een liedje. Als uw kind dan spreekt, neem de tijd en zorg voor plezier. Vraag daarna niet van uw kind om ook iets te zeggen tegen anderen. Breid liever die momenten uit, zodat uw kind vaker met u durft te spreken in een andere omgeving, en later ook in bijzijn van anderen.
  • Vraag of de leidster/leerkracht eens tijd heeft om even alleen met u en uw kind te spelen. Neem een speeltje van thuis mee dat uw kind erg leuk vindt en laat het samen zien. Maak een grapje of zeg iets verkeerds en kijk of u uw kind daarmee uit de tent kan lokken om het goed te zeggen. Oefen geen druk uit op het spreken, maar zorg voor plezier en een positieve ervaring.
  • Speel zo mogelijk eens met uw kind in een lege groep (als de andere kinderen naar huis zijn of buiten). Eerst is de leidster/leerkracht niet aanwezig. Later kan zij op de gang rondlopen met de deur open, in het keukentje bezig zijn of op de achtergrond wat opruimen.
  • Speel met uw kind en een vriendje of vriendinnetje op de gang of op het plein. Durft uw kind dan wel te spreken, een liedje te zingen of een spelletje te spelen?
  • Laat uw kind iets meenemen van thuis om aan de leidster/leerkracht of de andere kinderen te laten zien.
  • Nodig klasgenootjes thuis te spelen uit.